Help me groeien, raak me aan. Aanraking is cruciaal voor ons welbevinden | column
Als er iets veranderde door de coronapandemie dan was het wel de manier waarop we met elkaar omgingen. Op straat door veel meer afstand van elkaar te houden. In ons werk door dat zoveel mogelijk thuis te doen. In ons sociale leven door groepsbijeenkomsten te vermijden.
Maar de meest opvallende en psychologisch verstrekkende verandering was dat we aanraking van of door anderen tot het absolute minimum beperkten of zelfs volledig vermeden. Handen schudden, omhelzen, kussen, strelen of andere vormen van lichamelijke aanraking, het was er allemaal niet meer bij.
Hoe langer deze vermijdingen duurden, hoe meer mensen, vooral maar niet alleen de alleenwonenden, emotioneel gedepriveerd raakten. Of zelfs ziek. Want aanraking is een cruciale regulator van ons welbevinden en ontwikkeling, lichamelijk en psychisch.
Hoe cruciaal blijkt uit tal van studies. Zoals deze uitgevoerd door Tiffany Field en medewerkers aan de Universiteit van Miami. Field vond dat te vroeg geboren baby’s die driemaal per dag een kwartier over hun hele lichaampjes werden gestreeld en wier armpjes en beentjes zachtjes werden bewogen, bijna vijftig procent sneller groeiden, veel actiever en alerter waren en eerder uit het ziekenhuis ontslagen konden worden dan de te vroeg geborenen die ongestreeld hun dagen op de steriele ziekenhuiszaal moesten doorbrengen. Maanden later hadden de gestreelde baby’s nog altijd een grote ontwikkelingsvoorsprong. Of anders gezegd, de ongestreelden hadden een grote ontwikkelingsachterstand.
Hoe zit het met de invloed van aanraking op volwassenen? Laat ik me beperken tot een onderzoek dat mijn eigen ervaringen in het werken met (echt)paren bevestigt. David Olson van de universiteit van Minnesota vond in zijn onderzoek naar scheidingsrisico dat van de stellen, die vijf jaar of langer bij elkaar waren en op de vraag hoe vaak ze elkaar dagelijks aanraakten of streelden (niet alleen de verplichte kus geven!) antwoordden ’vaak’, nog eens vijf jaar later maar een heel klein percentage gescheiden bleek te zijn. Stellen daarentegen die elkaar zelden of nooit aanraakten, bleken vijf jaar later een risico van bijna 40 procent te hebben op gescheiden zijn.
Maar aanraking kan natuurlijk net zo goed een uiting als een factor van een goede relatie zijn. Dus is de vraag wat er gebeurt als paren, die hun relatie als ’niet goed’ of ’gaat wel’ beoordelen, daar iets aan willen doen en leren elkaar vaker aan te raken of te strelen (zonder dat het perse tot seks komt). Het antwoord? Zowel hun persoonlijke gezondheid als hun relatie ’groeit’ daarvan. Kortom, aanraking stimuleert een van de meest fundamentele processen bij mensen, jong en oud. We denken vaak over stress als bestaande uit onplezierige of bedreigende dingen of gebeurtenissen die op ons afkomen.
Maar stress kan ook het missen, het ontberen van belangrijke aanrakingservaringen zijn. Dat is wat bij de ongestreelde baby’s het geval was (en mogelijk ook bij bepaalde langdurige postcoronaklachten een factor is). Ik hou het er daarom op dat de afwezigheid van aanraking of streling een van de belangrijkste bronnen van ongezonde stress in ons leven is. Van vroeg tot laat. En via vroeg naar laat.